IV. IN DE OUDE LAAN....

In de oude laan, waar zomerboomen wuiven
Met al hun groene waaierkoele palmen,
Niet hopend meer op vreugde, die bleef talmen,
Zat ik bij 't raam, waar zongoud in kwam stuiven,

Blauw blonk de lucht, de vogels kweelden psalmen...
Droef oogde ik na mijn heengevlogen duiven,
Mijn droomenzwerm en, als bij 't kralenschuiven
Eens rozekrans, telde ik mijn lijden-schalmen.

Doch 'k hoorde als 't kloppen van een hart. 'k Deé open
En, in een glanz'gen krans van gouden stralen,
Stond Hij, die mij weer leerde in liefde hopen.

Was Hij mijn duiven of zij hem gaan halen?
'k Zag ze in zijn aureool de vleuglen doopen
En van zijn lichtkring in mijn donker dalen.

Geen opmerkingen: